Verhuurder niet aansprakelijk voor val peuter in vijver

Verhuurder niet aansprakelijk voor val peuter in vijver

Op 4 oktober 2005 kwam een 19 maanden oude jongen in een vijver van een even verderop gelegen woning terecht. Hierdoor liep hij zeer ernstig letsel op. Zijn ouders achten de verhuurder aansprakelijk voor het ongeval. Eerder heeft de Rechtbank Noord-Nederland de vorderingen afgewezen. De ouders zijn in hoger beroep gekomen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Op 11 januari 2022 deed het hof uitspraak in deze zaak. In deze blog wordt de zaak en het oordeel van het hof besproken.

Toedracht: val peuter in vijver

Op 4 oktober 2005 is de toen 19 maanden oude peuter met zijn driewieler uit de achtertuin van zijn woning weggegaan. Even later is hij terechtgekomen in een vijver in de voortuin van een even verderop gelegen woning, die door de bewoner van De Huismeesters werd gehuurd. Daar is de zoon omstreeks 19:00 uur door zijn moeder gevonden. Op dat moment lag hij met zijn gezicht onder water en had hij geen ademhaling of hartactie. Door langdurig zuurstofgebrek is de zoon ernstig verstandelijk, lichamelijk en visueel gehandicapt geraakt. Hij functioneert op het niveau van een kind van 11 maanden en zal de rest van zijn leven volledig afhankelijk zijn van de hulp van anderen.

Twee zaken

In deze procedure zijn twee afzonderlijke zaken ondergebracht. In de eerste zaak staat de vraag centraal of De Huismeesters op grond van artikel 6:162 BW en/of 6:174 BW aansprakelijk zijn voor de schade van de zoon. De ouders stellen dat De Huismeesters onvoldoende hebben gedaan om het ongeval te voorkomen en/of als eigenaar van een gebrekkige opstal aansprakelijk zijn voor het gevaar dat die opstal oplevert en dat gevaar zich ook heeft gerealiseerd.

In de andere zaak gaat het om de vraag of De Huismeesters toerekenbaar zijn tekortgeschoten in hun verplichtingen uit de huurovereenkomst doordat de erfafscheiding van de door de ouders gehuurde woning gebrekkig was, met als gevolg dat de zoon de achtertuin kon verlaten.

Oordeel: verhuurder niet aansprakelijk

Ten eerste oordeelt het hof dat de vijver geen gebrekkige opstal is in de zin van art. 6:174 BW en er ook geen sprake is van gevaarzetting. Het hof stelt weliswaar vast dat de vijver zeer gevaarlijk is voor zeer jonge kinderen, zoals de peuter in kwestie. De kans dat een onbegeleide peuter in de voortuin terecht zou komen en dus de vijver zou kunnen waarnemen, er vervolgens naar toeloopt en er in belandt is echter uiterst klein. Het hof volgt de deskundige daarom niet in zijn oordeel dat de kans dat een onbegeleide peuter in een vijver in een voortuin terechtkomt reëel is. Het hof oordeelt dat dit risico ook zo gering is dat op zich betrekkelijk eenvoudig te treffen risicobeperkende maatregelen, zoals het afsluiten van het pad naar de voordeur met een toegangshek, het aanbrengen van barrières om de vijver en/of van een veiligheidsnet in de vijver achterwege konden blijven. Niet iedere kans op schade verplicht namelijk tot het treffen van maatregelen.

Ten tweede is geen sprake van een rechtsinbreuk, omdat een nalaten niet als zodanig kan worden gekwalificeerd. Ten derde is ook geen sprake van een tekortkoming in de huurovereenkomst, omdat geen sprake is van een gebrek in het gehuurde. Dat zou alleen anders zijn indien de ouders bij het aangaan van de overeenkomst mochten verwachten dat de haag volledig kindveilig zou zijn. Hiervan is echter niet gebleken. Ten vierde hebben De Huismeesters niet in strijd gehandeld met een wettelijke plicht, althans dit hebben de ouders onvoldoende onderbouwd.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. De verhuurder is dus niet aansprakelijk voor de schade van de peuter. Lees hier de gehele uitspraak.

Gratis advies

Voor gratis advies over aansprakelijkheid bij letselschade kunt u contact met ons opnemen via 033-3037947 of info@solvitadvocatuur.nl.

Delen
Delen
Delen